Overdrachtsbelasting: 2 of 6 procent?

U betaalt niet vaak overdrachtsbelasting, een heffing over de waarde bij overdracht van een onroerend goed. Het tarief is 6 procent. Behalve voor woningen, dan is het 2 procent. Bij een beetje onroerend goed tikt een verschil van 4 procent behoorlijk aan. En bij twijfel gunt de Belastingdienst u die 4 procent niet. Gevolg: rechtszaken. Onlangs heeft de hoogste rechter zijn licht laten schijnen over een aantal zaken.

Stel, u koopt een woning die in 1965 is gebouwd als woonhuis en sinds 1982 uitsluitend als tandartsenpraktijk in gebruik is. Of een woonboerderij die na een verbouwing als kantoor in gebruik is. Of u koopt een kantoorvilla die in 1895 als stadswoning is ontworpen, maar nu niet eens meer een keuken of badkamer heeft. De vraag is telkens: woning of geen woning, 2 procent of 6 procent?

Volgens de Hoge Raad gaat het om de kenmerken van het bouwwerk zelf en het doel waarvoor het oorspronkelijk is ontworpen en gebouwd. Een gebouw blijft een woning als niet meer dan beperkte aanpassingen nodig zijn om het weer voor bewoning geschikt te maken. Een pand dat oorspronkelijk niet voor bewoning is ontworpen, maar door latere verbouwing naar zijn aard tot woning is bestemd, kan overigens ook een woning zijn.

In de drie genoemde gevallen leidt deze toetsing tot de conclusie: woning, dus 2 procent.